Tekst met dank aan Rogér van Dijk, adviseur bij dit project
Geschiedenis van het orgel
Over de geschiedenis van het Robustelly-orgel in de St.-Lambertuskerk van Helmond is in het verleden al het nodige gepubliceerd. De meest omvangrijke publicatie was de zeer fraaie uitgave Het Robustelly-orgel van Helmond ‘de meilleure harmonie’ (2011), geschreven door Henk Verhoef. Hierin komen, omlijst door veel fraai fotomateriaal, de geschiedenis van de orgels in de Lambertuskerk van Helmond en de abdij van Averbode uitgebreid aan bod. Desondanks ook in deze brochure kort aandacht voor de bewogen geschiedenis van het instrument en de thans voltooide restauratie.
Op 2 november 1770 kreeg de Luikse orgelmaker Guillaime Robustelly (1718/25-1793) de opdracht voor de bouw van een nieuw groot orgel in de abdij van Averbode. Volgens het bewaard gebleven contract zou het Grand Orgue 16 registers tellen; het Positif 12, het Echo (vanaf c) 6 en het Récit (vanaf c1) 4. Verder kreeg het orgel een bescheiden aangehangen pedaal; vier blaasbalgen van 6 1/2 voet lang en 28 duim breed, alsmede een schuifkoppeling zodat Grand Orgue en Positif gelijktijdig konden worden bespeeld. De orgelmaker ontwierp ook de orgelkas in de stijl van zijn leermeester Jean-Baptiste Le Picard. Zodoende vertoont de orgelkas verwantschap met die van de orgels in Tongeren (in 2002 gereconstrueerd in oude kas) en Herkenrode (niet bewaard). De orgelkassen van Averbode werden vervaardigd door door broeder Gregorius Godissar (1708-1780) die in 1732 tot de abdij was toegetreden. De bouw van het instrument verliep voorspoedig en op 4 mei 1773 ontving de orgelmaker zijn laatste termijnbetaling.
In 1797 werd de abdij gesloten en ontruimd. Pas 25 jaar later zijn er weer concrete gegevens over het orgel te vinden. In het rekeningenboek van de Luikse orgelmaker Arnold Graindorge (1775-1841) is te lezen dat hij op 18 januari 1822 het orgel van de voormalige abdij in Averbode inspecteerde en daarvoor een bedrag van trente Couronnes de Frances (ruim 146 Frank) ontving. Daarnaast is in een later tussengevoegde post te lezen dat rector Robeins, hem 126 Frank betaalde voor het leeghalen van het instrument, alsmede twee reizen naar Hollande en één naar Averbode. Deze betaling is ingeschreven op 20 mei 1822. Op één van beide reizen naar Nederland sloot de orgelmaker en contract met pastoor Beugels voor de plaatsing van het Robustelly-orgel in de St. Lambertuskerk van Helmond. Uit het rekeningenboek van de orgelmaker kan worden opgemaakt dat het contract op 9 april werd getekend. Op diezelfde dag ontving de orgelmaker de eerste termijn van 1300 frank. Kort daarvoor had men in Helmond voorbereidingen getroffen om het nieuwe orgel te kunnen plaatsen. Middels een advertentie in de Opregte Haarlemsche Courant van 22 maart 1822 werd het oude orgel te koop aangeboden:
Wordt bekend gemaakt, dat te Helmond een KERK-ORGEL te koop is, van 14 Registers met drie Blaasbalgen; benevens eene schoone Eike KAS, alles sedert vijf-en-dertig jaren nieuw gemaakt; zoo iemands gading daarin mogt hebben, vervoege zich bij Kerkmeesteren aldaar.
Zeer waarschijnlijk verhuisde het instrument, dat in 1787 werd gebouwd door Nicolaas van Hirtum, naar de Gasthuiskerk in Gouda die kort daarvoor door de katholieken in gebruik genomen was.
De plaatsing van het Robustelly-orgel in Helmond verliep voorspoedig. Op 21 september 1822 was het instrument geplaatst en ontving de orgelmaker zijn tweede termijn (1400 frank). Drie maanden later was het orgel gereed. Naast de derde termijn (1400 frank) ontving de orgelmaker nog bedragen van 24, 15 en 7 Louis d’or voor respectievelijk een Viol de Gamba (van tin), een Basson en een Flute travers. De totale kosten voor de plaatsing van het orgel en het aanpassen van de dispositie kwamen daarmee op ruim 5300 Frank. Uit latere bronnen kan worden afgeleid dat Graindorge de Tierce en Cymbale van het Grand Orgue verving door de Viol di Gamba 8’ en Basson 8’, en de Cymbale van het Positif door de Flute travers 8’. Zeer waarschijnlijk vernieuwde hij ook de Cornet van het Positif. Daarmee werd het instrument enigszins aan de inmiddels gewijzigde muzikale opvattingen aangepast.
Arnold Graindorge stemde het orgel vervolgens nog in de zomer van 1823. Zijn zoon, Arnold Joseph Graindorge (1805-1880), leverde in 1843 voor 160 gulden nog vier nieuwe handklavieren.
In september 1856 werd het aanzienlijke vergrooten van de St. Lambertuskerk aanbesteed. Uiteindelijk resulteerde dit in de gefaseerde bouw van de huidige kerk en een ingrijpende transformatie van het orgel. Begin 1858 waren de werkzaamheden zover gevorderd was dat het oude schip moest worden afgebroken. Pastoor Spierings vroeg A.H. Kluytmans (1820-1897), muziekdocent aan seminarie Beekvliet om advies ten aanzien van het orgel. Deze was zeer geporteerd van het werk van de Mechelse orgelmaker François Bernard Loret (1808-1877) en stak zijn bewondering niet onder stoelen of banken. Kluytmans en Loret inspecteerden het orgel in april 1858 en spraken af dat het instrument door een zoon en medewerker van Loret zoude worde weggenomen en geborgen.Wanneer de kerk gereed was, zou het instrument met de hoogst noodzakelijke werkzaamheden weer worden herplaatst.
Hoewel het aannemelijk is dat het orgel in 1858 door Loret werd gedemonteerd, was het de Reekse orgelmaker Franciscus Cornelius Smits (1800-1876) die het Robustelly-orgel in de nieuwe kerk zou herplaatsen. De opdracht aan de orgelmaker kwam echter pas nadat de orgelkas al was opgesteld. Aanvankelijk was het de bedoeling om alleen de noodzakelijke verbeteringen uit te voeren, maar op 17 mei 1861 besloot men tot ingrijpende veranderingen. Het Echo en het Récit werden vervangen door een Borstwerk met volledige klavieromvang, en door de laden van het Grand Orgue te verplaatsen creëerde Smits ruimte voor een zelfstandig pedaal. Daarnaast werd een aantal registers vernieuwd en kregen oude Robustelly-registers (of delen daarvan) een nieuwe functie. Kenmerkend voor die tijd was ook de plaatsing van een aantal doorslaande tongwerken. In december 1862 was de transformatie van het orgel voltooid. Van de 40 registers waren er 32 oud, maar slechts 17 stonden nog op hun oorspronkelijke plaats.
In 1925 voerde de firma Gebr. Smits groot onderhoud uit waarbij twee registers van het Positif door eigentijdse exemplaren werden vervangen. Na een lange periode van voorbereiding kreeg de firma L. Verschueren c.v. (Heythuysen) in 1954 de opdracht voor een ingrijpende restauratie waarbij met name de windvoorziening, koppelingen en pedaalklavier werden gemoderniseerd. Daarnaast trachtte men de dispositie en het klankbeeld van het orgel meer in de richting van Robustelly om te buigen door het aanbrengen van een aantal nieuwe vulstemmen; het opslaand maken van de doorslaande Smits-tongwerken, en het wijzigen van een aantal registers. Al snel vond men het eindresultaat niet bevredigend, en vanaf 1964 werd gewerkt aan een nieuwe restauratie die uiteindelijk in 1975/76 werd uitgevoerd. De windladen werden nu volledig gerestaureerd en de vier oude balgen (uit 1862) weer treedbaar gemaakt. Voor wat betreft de dispositie besloot men Grand Orgue en Positif terug te brengen in de toestand van 1773 en Borstwerk en Pedaal in de toestand van 1862. Daartoe kreeg het instrument opnieuw een aantal nieuwe vulstemmen en verhuisden enkele registers van Smits naar het Borstwerk. De in 1954 opslaand gemaakte tongwerken bleven ongewijzigd; wel kreeg de Bombarde 16’ van het Grand Orgue een ‘nieuwe’ bas bestaande uit historisch pijpwerk. De ingebruikneming vond plaats op 21 april 1976.
In de bijna veertig jaar die sinds de vorige restauratie van het orgel waren verstreken, drukten slijtage en vervuiling meer en meer hun stempel op het instrument. Daarom werd in september 2015 begonnen met de thans voltooide restauratie. Net als de beide voorgaande keren deed men daarvoor een beroep op Verschueren Orgelbouw (Ittervoort). Allereerst werd het pijpwerk van de laden afgeruimd. Vervolgens is het binnenwerk van het orgel schoongemaakt en zijn kleine lekkages in de windvoorziening gedicht. In de windladen zijn nieuwe lederen pulpeten aangebracht en de bevestiging van de lederen staarten van de ventielen is gecontroleerd en waar nodig vernieuwd evenals het draadwerk.
De registermechaniek is nagezien en opnieuw afgeregeld, evenals de toetsmechaniek. Overmatige speling is weggenomen en uitgedroogde lederen moeren zijn vervangen. De uit 1862 daterende handklavieren zijn geheel gerestaureerd en van nieuwe garnering en achterstiften voorzien. Daar waar het beleg van de ondertoetsen te ver was afgesleten of losgeraakt zijn nieuwe plaatjes aangebracht en/of vastgezet. Vervolgens is het beleg gereinigd en gebleekt. Het pedaalklavier uit 1976 is eveneens gerestaureerd waarbij de overmatige zijdelingse speling is verholpen en te ver afgesleten toetsen zijn opgedikt.
Helaas moest tijdens de demontage van het instrument worden vastgesteld dat ook in het Robustelly-orgel corrosie van lood een probleem is. Het betrof met name de conducten naar het front en de afgevoerde pijpen en Cornetbanken; de koppen van een aantal tongwerken en – meer incidenteel – enkele labiaalpijpen. Voor deze problematiek, die zich bij veel historische orgels voordoet, is ondanks uitgebreid internationaal onderzoek op dit moment nog geen uniforme oplossing; zelfs over de oorzaken van de aantasting lopen de meningen nog uiteen. In Helmond is daarom gekozen voor een conserverende aanpak: de aangetaste conducten zijn vervangen door nieuwe exemplaren met meer tin. Van deze andere legering is bekend dat zij (beter) bestand is tegen corrosie. De aangetaste historische labiaalpijpen en tongwerkkoppen zijn schoongemaakt en met copallak gelakt om aantasting in de toekomst tegen te gaan. In het ergste geval is de betreffende kop vervangen en zijn in de labiaalpijpen nieuwe stukjes ingezet. Verder is alle pijpwerk schoongemaakt en waar nodig gerepareerd. Waar nodig zijn de hangers verbeterd of aangevuld om verzakken in de toekomst te voorkomen.
Nadat het binnenwerk weer was gemonteerd is het pijpwerk teruggeplaatst, waarna de intonatie van alle registers is nagelopen op basis van de bestaande winddruk en toonhoogte. Daarbij is speciaal gekeken naar de registers die in 1954 en/of 1976 nieuw zijn vervaardigd. Door zeer kleine ingrepen voegen deze stemmen zich nu veel beter in het historische ensemble waardoor het toch al zeer fraaie instrument nog meer aan klankschoonheid heeft gewonnen. De uit 1976 daterende Vox Humana van het Borstwerk te vervangen door een stilistisch beter passend exemplaar, gekopieerd naar voorbeeld van het Smits-orgel uit Grave.
Oceanië 4
6014 DB Ittervoort (NL)
T 00 31 (0) 475 491882
E info@verschuerenorgelbouw.nl
Oceanië 4
6014 DB Ittervoort (NL)
T 00 31 (0) 475 491882
E info@verschuerenorgelbouw.nl