Korbeek-Lo, Heilig Kruiskerk (B)

Het exacte bouwjaar is niet bekend, maar op basis van constructiekenmerken kan het orgel in Korbeek-Lo aan Jan Smets worden toegeschreven. Mogelijk werd het instrument voor een andere kerk gebouwd want in 1802 wordt het orgel in Korbeek-Lo aangekocht. G. Campy wordt betaald voor het ‘uytbreken der orgelkasse en het wederom plasseren der zelve’; orgelmaker Jan Smets ontvangt een betaling voor het ‘stellen der orgel’.

In 1837 werd het orgel door P. van Gele uit Leuven gereinigd. Hij onderhoud het orgel ook de daaropvolgende jaren regelmatig. Bij gelegenheid van de verbouwing van de kerk, in de jaren 1852-1854, werd het orgel (tijdelijk) verplaatst. Het orgel had tot dat moment vermoedelijk nauwelijks wijzigingen ondergaan. Op zeker moment zijn enkele registers gewijzigd. Deze veranderingen zijn niet gedocumenteerd, maar verondersteld wordt dat ze door Leonard Dryvers werden uitgevoerd.

In 1879 werd de windvoorziening door Pierre Schyven (Brussel) vervangen. In 1926 voert Emile Kerkhoff herstellingen uit en later wordt het onderhoud door Gerard D’Hondt verzorgd. Op welk moment het klavier vervangen is blijft onduidelijk. Op zeker moment is ook de toonhoogte aangepast; de corpora van alle pijpen zijn op zeker moment ingekort.

In de jaren 1991-1992 werd het orgel gerestaureerd door Wilfried Praet. Bij die gelegenheid werd het instrument technisch hersteld. Windlade, mechanieken, claviatuur en pijpwerk werden hersteld. In dat kader werd ook de lage toonhoogte hersteld.

De orgelkast werd geschilderd en van nieuwe deuren in de rugwand voorzien. Er waren onvoldoende middelen om drie verdwenen registers te reconstrueren; de plaatsen van deze registers bleven dus onbezet.

Enkele jaren geleden werd een restauratieplan door Spectrum collectief (Hasselt) opgesteld. Tijdens de uitvoering van het werk trad Pieter Vanhaecke als orgeldeskundige op. Ook Michel Lemmens was, als erfgoedconsulent, nauw bij de restauratie betrokken.

De werkzaamheden werden door Verschueren Orgelbouw in samenwerking met Profiel (Wevelgem) uitgevoerd. Deze laatste firma stond in de voor de restauratie van het meubel en het schilderwerk.

De orgelkast werd meubeltechnisch hersteld. De niet originele deuren van de achterwand zijn door nieuwe exemplaren vervangen. Het meubel werd, na onderzoek van oudere afwerkingslagen, opnieuw in eiken-imitatie geschilderd.

Aan de achterzijde van de orgelkast werd een loopplank aangebracht ten behoeve van stem- en onderhoudswerk.
De laat-19de eeuwse magazijnbalg werd vervangen door een meervouwige keilbalg. Deze is in de torenruimte achter het orgel geplaatst en wordt gevoed middels een ventilator. Enkele delen van het oude windkanaal waren bewaard gebleven en dienden als uitgangspunt voor de nieuw te vervaardigen kanaaldelen. De tremulant werd gereconstrueerd naar voorbeeld van het exemplaar in Ottenburg. Het lood van de conducten was door loodoxidatie aangetast; alle conducten werden daarom vervangen. De destijds door Praet gereconstrueerde Rossignol werd gehandhaafd.

Bij de in 1992 uitgevoerde windladerestauratie is het cancellenraam met zgn. trekvrije platen bekleed. Het cancellenraam is nu opnieuw uitgegoten, de ventielen zijn gevlakt en opnieuw beleerd. De pulpeten zijn vervangen en zowel in het sleepbed als aan de onderzijde van de pijpstokken werden dichtingsringen van Liegelind aangebracht. De oude pijproosters werden hersteld; voor de te reconstrueren registers werden nieuwe exemplaren gemaakt.

Er werd een nieuw klavier vervaardigd naar voorbeeld van het historische exemplaar in Wilsele (St. Martinus). De toetsen zijn van eikenhout; de ondertoetsen zijn met been belegd, de boventoetsen met ebben. De bakstukken zijn met palisander bekleed. Het pedaalklavier is als kistpedaal uitgevoerd. Ook hier stond het exemplaar uit Wilsele model. De registerknoppen zijn historisch dan wel in 1992 bijgemaakt. De registernamen zijn op perkament gecalligrafeerd. Er werd een nieuw orgelbankje van eikenhout vervaardigd.

Het oude wellenbord werd gerestaureerd. In verband met de toevoeging van een (kist)pedaal werd een nieuw speeltafelwellenbord gemaakt. De makelij daarvan werd gebaseerd op het wellenbord van het manuaal. De registermechaniek, met ijzeren walsen en zwaarden, is origineel bewaard gebleven en zorgvuldig gerestaureerd.
Het oude pijpwerk was in het kader van de vorige restauratie al verlengd om de oorspronkelijke toonhoogte te herstellen. Op basis van de steminrichtingen in de frontpijpen werd vastgesteld dat een toonhoogte van a1 = ca. 415 Hz inderdaad aannemelijk is. De in 1992 bijgemaakte pijpen van de Fourniture werden door nieuwe stilistisch beter passende exemplaren vervangen. Op basis van onderzoek bleek dat het aannemelijk is dat Smets een Fluit 2’ disponeerde in plaats van de eerder veronderstelde Tierce. De nieuwe pijpen van Cimbale, Sesquialter en Fluit 2’ werden voor zowel de metaalsamenstelling als mensuur en constructiedetails gemaakt naar voorbeeld van het historische pijpwerk.

De winddruk werd, na vergelijk met relevante voorbeelden, proefondervindelijk op 74 mm waterkolom vastgesteld. Gegeven de eerder gewijzigde toonhoogte zijn bijna alle pijpen in het verleden ingekort. Het was dus niet meer mogelijk het oorspronkelijke stemmingssysteem te achterhalen. Er werd geopteerd voor de temperatuur volgens Rousseau & D’Alembert. Deze stemming biedt enerzijds voldoende mogelijkheden voor huidig gebruik, maar garandeert anderzijds voldoende kleur en karakter. Het is bovendien een afgeleide van de middentoonstemming; dat is gegeven de Zuid-Nederlandse origine van het orgel een logische keuze.