Tip: Bekijk ook de filmpjes die zijn gemaakt tijdens de montage! Je vind ze door hier te klikken!

Concept
Verschueren Orgelbouw ontwikkelde een concept waarin de stijl van Joseph Merklin richtinggevend is. Ter voorbereiding werden enkele studiereizen gemaakt naar diverse Merklin-orgels. De kern van het (klank)concept wordt gevormd door de toepassing van historisch Merklin-pijpwerk waarover de orgelbouwer beschikte. Hoewel het klankconcept richtinggevend is geweest, is er bewust voor gekozen geen exacte stijlkopie te maken. Verschueren Orgelbouw heeft met dit project op ambachtelijke wijze een eigentijdse benadering nagestreefd; het klankbeeld en enkele principes van Merklin zijn gecombineerd met het toepassen van ‘moderne’ materialen en orgelbouwprincipes. Hierbij valt onder andere te denken aan het toepassen van sleepmagneten en gebruik van een setzer. Svend Prip (DK) was als adviseur betrokken bij dit project. 

Er is gekozen voor een orgel met 3 manualen, verdeeld over Grand Orgue, Positif, Récit en Pédale. Het Récit bevindt zich in een zwelkast, geplaatst achter de hoofdkas. In totaal heeft het orgel 32 stemmen. Het orgel is o.a. voorzien van een barkermachine. Daarnaast kan de organist beschikken over een setzer, inclusief sequenzer die zowel met hand-, als voetpistons bediend kan worden. Zowel de setzer als de barkermachine zijn in eigen beheer ontworpen en gemaakt. 

Ontwerp kas en klaviatuur
Het ontwerp van de kas is gemaakt door Verschueren Orgelbouw. Hierin is nadrukkelijk aansluiting gezocht met de vormgeving van de kerkruimte. De kas is opgetrokken uit essen en voorzien van een lichte whitewash. De vrijstaande speeltafel is eveneens opgetrokken uit essen, de bakstukken zijn uitgevoerd in palissander. Toetsmechanieken, inclusief koppels zijn volledig mechanisch. Ook de Octave Grave (16’-koppel) is uitgevoerd als mechanische koppel. De registertraktuur is elektrisch met toepassing van sleepmagneten. De bediening van de setzer en sequenzer geschiedt met drukknoppen, weggewerkt in een kleine lade aan de rechterhand van de organist. Ook kan de setzer tijdens het spelen worden bediend met voetpistons of door het aantikken van de toetslatten boven de klavieren. Deze functie is uit te schakelen onder klavier II en III. Bediening van koppels is uitgevoerd als registertrekker maar ook te bedienen met behulp van een trede. De aansturing van de zwelkast is elektrisch met behulp van een zwelmotor. Bijkomend voordeel is dat de jaloezieën bij het uitschakelen van het orgel automatisch worden geopend. Dit om temperatuurverschillen met andere werken te minimaliseren.

Windvoorziening
De windvoorziening bevindt zich in een nis achter de zwelkast en bestaat uit twee motoren die ieder een grote magazijnbalg voeden. Van daaruit wordt de wind verdeeld over twee regulateurbalgen voor Positif en Récit. Direct onder de laden van het Grand Orgue en Pédale zijn zwembalgen aangebracht. De barkermachine en het groot octaaf van de Sousbasse 32’ worden vanuit de magazijnbalgen gevoed. Door de windvoorziening op deze manier te ontwerpen konden verschillende drukken worden toegepast.

Pijpwerk
Het toegepaste historisch pijpwerk van Merklin, vormt een substantiële kern van het orgel. Het betreft hier (nagenoeg) complete registers. Na onderzoek en klankproeven is dit pijpwerk gedisponeerd op die plek waar dit het beste tot zijn recht komt. Enkele ontbrekende pijpen zijn in stijl en qua mensuur bijgemaakt. In de dispositielijst staat aangegeven welke registers van Merklin zijn.

Nieuw gemaakte registers sluiten aan op de bestaande ‘kern’ waarbij onderzoek en klankproeven leidinggevend zijn geweest wat betreft de maakwijze en mensurering.

Houten pijpen zijn vervaardigd uit grenen. In het pedaal zijn transmissies toegepast in de Sousbasse 32’-16’, en de Contrebasse 16’-Basse 8’. Het groot octaaf van de Sousbasse 32’ is geplaatst op moteurs. De lade indeling is conform C-Cis lade. Om het stemmen van tongwerken eenvoudiger te maken zijn op alle werken stempistons aangebracht.