Het orgel in de Sint-Jacobuskerk dateert uit de 17de eeuw en wordt op basis van constructiekenmerken aan Christian of Remy Ancion toegeschreven. Het instrument werd gebouwd voor de abdij van Nonnemielen, maar enkele jaren na de opheffing van de abdij, in 1807 verkocht en door Wilhelm Brants in Schurhoven geplaatst. Arnold Clerinx verbouwde het orgel in 1845 en voegde in 1870 een zelfstandig pedaal toe. In 1927 werd het orgel verder verbouwd door Alfons Beckers en bovendien uitgebreid met een Récit. Naast het gewijzigde meubel bleven gelukkig enkele oude windladen en een aanzienlijk aantal historische pijpen in het vernieuwde orgel bewaard.
De afgelopen decennia was het orgel niet meer bespeelbaar. De huidige restauratie werd uitgevoerd op basis van een dossier dat door Spectrum collectief (Hasselt) werd opgesteld. Voor de restauratie van het meubel werd een samenwerking aangegaan met Profiel (Wevelgem).
Bij de plaatsing en afwerking van het orgel was Pieter Vanhaecke de orgeldeskundige, het kerkbestuur liet zich adviseren door Luc Ponet. Uiteraard was ook erfgoedconsulent Michel Lemmens nauw bij de realisatie van het project betrokken.
De orgelkast is van eikenhout vervaardigd. Delen van de rugwand en de voorzijde van de kastvoet zijn gereconstrueerd.
Oorspronkelijk was het orgel ongetwijfeld met twee of drie meervouwige balgjes uitgerust. Vanwege de beperkte ruimte op de huidige locatie werd nu voor één meervouwige keilbalg geopteerd. De windkanalen (eikenhout) en conducten (orgelmetaal) zijn nieuw vervaardigd. In het windkanaal in de onderkast van het orgel is een inliggende tremblant aangebracht. Verder wordt via het windkanaal een ‘Nachtegael’ van wind voorzien.
De beide windladen (C- en Cis-lade) dateren vermoedelijk uit de 19de eeuw en werden gerestaureerd.
De pijproosters werden geheel nieuw vervaardigd. De Cornet is op twee bankjes, meteen achter de tussenvelden van het front, opgehangen.
Het klavier met 45 toetsen (C – c3 met kort octaaf) is gereconstrueerd op basis van historische voorbeelden. De toetsen zijn van eikenhout gemaakt. De ondertoetsen zijn met buxus bekleed, de boventoetsen zijn van ebben en zijn ingelegd met een strook been. De bakstukken en klavierlijsten zijn van eikenhout. Er werd een kistpedaal met een omvang van ( C – c1) aangebracht.
De registerknoppen zijn van perenhout gedraaid. De registernamen zijn in inkt op perkament gekalligrafeerd. De toetsmechaniek is geheel nieuw vervaardigd. De oude registerwalsen waren ingekort. Deze zijn aangeheeld en ontbrekende delen zijn bijgemaakt naar voorbeeld van de onderdelen van het Ancion-orgel in het Begijnhof in Sint-Truiden.
Het metalen pijpwerk is van een alliage met een zeer hoog loodgehalte gemaakt. Dat geldt ook voor de frontpijpen die opnieuw met tinfolie bekleed zijn. Een aanzienlijk aantal pijpen is redelijk gaaf bewaard gebleven, andere werden helaas van kernsteken voorzien. Alle binnenpijpen waren in de loop der tijd ingekort; de corpora werden daarom in het kader van de restauratie integraal verlengd.
De nieuwe pijpen werden zowel wat betreft de mensuren als materiaalkeuze en constructiedetails gemaakt naar voorbeeld van het historische bestand. De grootste 9 pijpen van de Holpijp zijn van eikenhout. Voor de Trompet stond het gelijknamige register uit het koororgel in de Stevenskerk te Nijmegen model. Dit orgel is afkomstig uit de kerk van Wommersom en werd in de tweede helft van de 17de eeuw gebouwd door een (nog) niet geïdentificeerde orgelmaker.
De dispositie werd gekozen op basis van het historische pijpenbestand, een vergelijking met disposities van vergelijkbare instrumenten en de beschikbare plaats op de (19de -eeuwse) windladen.
De toonhoogte kon redelijk nauwkeurig worden afgeleid van de nog aanwezige steminrichtingen in de frontpijpen.
Oceanië 4
6014 DB Ittervoort (NL)
T 00 31 (0) 475 491882
E info@verschuerenorgelbouw.nl
Oceanië 4
6014 DB Ittervoort (NL)
T 00 31 (0) 475 491882
E info@verschuerenorgelbouw.nl